Etroplus maculatus
door K.H. Diessel; bewerkt door Romain Van Lysebettens.
Amerika, Afrika zijn de cichlidenparadijzen bij uitstek, informatie omtrent bewoners uit deze continenten helpen ons deze dieren op een bijna verantwoorde manier te houden. |
Een tijdje terug schafte ik mij de zogenaamde oranje variteit van de Indische cichlide Etroplus maculatus aan. Al geïnformeerd als ik was over brakwater vissen, was het toch met enige twijfel dat ik deze vissen losliet in een aquarium met een bruto volume van 450 liter. De aanpassing van de vier nieuwelingen verliep prima. Omdat de planten evenwel onvoldoende groeiden, werd het aquarium kort voor het einde van het jaar geheel opnieuw ingericht, zonder dat problemen voor de vissen ontstonden. Zes dagen na herinrichting kwamen de Etroplussen echter in paringskleur, een verrassende belevenis, met deze nog relatief jonge dieren. Waren de tinten aanvankelijk blauwachtig langs de flanken, dan was het nu overwegend geel met vier dwarsstrepen over het midden. Maar vanaf de kieuwaanzet tot aan de basis van de staart was het overwegend zwart, terwijl de onderkant van de buik lichtgeel bleef. Het leek erop alsof zij verschillende plaatsen inspecteerden, waarvan er tenslotte één overbleef, die kennelijk geschikt was. Een grijze kiezelsteen werd intensief gepoetst onder driftig jagen en verdedigen van het gekozen broedterritorium door beide fraai gekleurde vissen. Laat in de middag volgde de paring, waarbij een legsel op de steen werd afgezet.
De watersamenstelling zag er als volgt uit: pH 6.8, KH 2, GH 3, temp. 26 °C. De eieren bleken ca 2mm groot en hingen aan een klein flexibel haakje, waardoor zij vrij van het substraat heen en weer konden bewegen door het bewaaieren met de vinnen. De kleur van het legsel was even grijs als de steen waarop het was afgezet. Beide partners toonden een sterke broedzorg en hielden daarmee de andere aquariumbewoners op veilige afstand van het broed. Kleinere vissen werden driftig weggeschoffeld. Grotere werden op afstand van het legsel gehouden. Voor de nacht werd een klein lampje geïnstalleerd, dat een zacht licht gaf over de broedplaats zodat nachtactieve dieren het legsel vermeden waardoor het vrij bleef van ongewenst nachtelijk bezoek.
Het gedrag van het Etroplus koppel was interessant. Het aflossen van de wacht werd steeds vooraf gegaan door het legsel te omzwemmen, even met de kop te schudden, het legsel aan te raken met de bek, het innemen van de plaats, gevolgd door het bewaaieren van de eieren. De afgeloste partner verdrijft dan eerst al te nieuwsgierige vissen en begint daarna in het zand ondiepe kuilen te graven, meestal niet te ver van de broedplaats af. Tenslotte wordt een kuil zo ver uitgegraven, dat de gehele vis erin past en in kan verdwijnen. Onvermijdelijk worden hierbij planten uitgegraven, die dan opnieuw ingeplant moeten worden. Dit echter stoorde de broedpartners niet in het minst, evenmin als het verversen van de filterinhoud (nvdr: dit raad ik persoonlijk ten stelligste af, beter is volgens mij een lichte waterverversing toe te passen). Wel verdedigden zij fel hun territorium. Kritische situaties ontstonden slechts dan, wanneer medebewoners te dicht naderden. Aanvankelijk wist het koppel minder goed hoe de indringers snel te verjagen, maar vlug kenden zij het meest gevoelige deel van de belager. Met keiharde beten in de staart werden zij verjaagd.
Na ± 70 uur verkleurden de eieren aan de punt, van grijs naar lichtgeel en dit vorderde gestaag. Maar na 90u was het dan zover; de jongen kwamen uit! Volkomen onverwachts begonnen de ouders nu de jongen op te eten, ondanks de vooraf gegraven kuil, die uitnodigend wachtte. Mogelijk was dit te wijten aan het gedrag van andere bewoners. Om toch maar een paar jongen te redden, werden deze afgeheveld en in een klein kweekbakje ondergebracht, zodat de verdere ontwikkeling toch gevolgd konden worden. Een dag later waren de laatste sporen van het broedsel door het paar weggewist en kwamen de normale kleuren weer te voorschijn. De jongen zwommen vrij en zelfstandig 264 uren na het afzetten en werden direct gevoerd met een mengsel van levende Artemia naupliën stofvoer. De 12 jongen groeiden voortreffelijk op en zorgden op hun beurt voor meerdere nakomeling